1. Deze verordening laat onverlet de verplichtingen welke voortvloeien uit:
a) enig door de Internationale Arbeidsconferentie aanvaard verdrag, dat na bekrachtiging door één of meer Lid-Staten aldaar in werking is getreden;
b) de Europese interimovereenkomsten van 11 december 1953 inzake sociale zekerheid, gesloten tussen de Staten welke lid zijn van de Raad van Europa.
2. Ongeacht het bepaalde in artikel 6 blijven van toepassing:
a) de Verdragen van 27 juli 1950 en van 30 november 1979 betreffende de sociale zekerheid van Rijnvarenden;
b) het Europese Verdrag van 9 juli 1956 betreffende de sociale zekerheid van arbeiders werkzaam bij het internationale vervoer;
c) bepaalde bepalingen van verdragen op het gebied van de sociale zekerheid die lidstaten vóór deze verordening van toepassing wordt, hebben gesloten, wanneer zij gunstiger zijn voor de rechthebbenden of indien zij voortvloeien uit specifieke historische omstandigheden en een in de tijd beperkt effect hebben, mits die bepalingen in bijlage III worden vermeld.